Doe met ons mee in de strijd tegen infecties

In een interview van HARTMANN met professor Ojan Assadian bespreken we hoe het op dit moment gesteld is met de bestrijding van zorggerelateerde infecties en welke uitdagingen ons nog te wachten staan
Zorggerelateerde infecties waren lang vóór COVID-19 al een probleem en zullen dat ook blijven wanneer de pandemie voorbij is. Elk jaar lopen nog steeds miljoenen mensen een infectie op in een zorginstelling en ongeveer de helft daarvan kan voorkomen worden met de juiste hygiënemaatregelen. Terwijl deze cijfers overschaduwd worden door COVID-19, praatten we met professor Ojan Assadian over hoe het op dit moment gesteld is met de bestrijding van zorggerelateerde infecties en hoe dit zich volgens hem zal ontwikkelen als de pandemie eenmaal voorbij is.
Prof. Assadian: Het is al lang bekend dat zorggerelateerde infecties een belangrijke uitdaging vormen. In de afgelopen 20 jaar hebben we echter een paradigmaverschuiving gezien. We geven nu toe dat er wel degelijk infecties en complicaties zijn die inherent verbonden zijn aan diagnostische en therapeutische procedures bij patiënten. Vanuit een cultuur van schaamte en beschuldigingen zijn we geëvolueerd naar objectiviteit, vrijuit spreken over de uitdaging en het ontwikkelen van oplossingen.
Ik weet dat veel mensen denken dat de pandemie het gemakkelijker heeft gemaakt. Er is nu veel meer inzicht in de grondbeginselen en principes van besmettelijke ziekten dan 3 of 4 jaar geleden. Toch ben ik het daar niet helemaal mee eens. Het coronavirus heeft juist geleid tot een collectieve focus op één bepaald virus en daardoor is de aandacht afgeleid van met name bacteriële infecties.
We hebben bijvoorbeeld een klein onderzoek gedaan onder patiënten met het coronavirus om te zien hoeveel van hen ook geïnfecteerde chronische wonden hadden. We zagen dat de distributie van chronische wonden bij patiënten met COVID-19 grotendeels overeenkomt met die bij patiënten vóór de pandemie, ongeveer 15 procent. In de zorg voor deze patiënten heeft de behandeling van COVID-19 nu echter de hoogste prioriteit, waardoor er minder aandacht is voor moderne wondverzorging. Andere medische zaken krijgen nu niet dezelfde focus en aandacht.
Er zijn negatieve en positieve aspecten. SARS-CoV-2 staat momenteel vrijwel dagelijks in de spotlights in de media. Dat is op zich positief, want daardoor krijgen we een ongekende kans om mensen over de hele wereld te leren hoe de overdracht van besmettelijke ziekten kan worden teruggedrongen. Al die epidemiologische termen, zoals prevalentie, 7-dagenincidentie, basisreproductiegetal of R0-waarde, of persoonlijke beschermingsmiddelen zijn nu veel algemener bekend. Twee jaar geleden wist niemand het verschil tussen een chirurgisch mondmasker, een FFP2-masker of een KN95-masker. Nu bespreken zelfs leken de verschillen tussen die mondmaskers op hoog medisch niveau.
In de gesprekken in de media gaat het nu over diagnostische en vaccinatietechnologieën. Mensen hebben nu kennis van antigenen, PCR- en moleculaire typering, en ze hebben het over de voor- en nadelen van mRNA- en vectorvaccins. Ik hoop dat we in de toekomst verder kunnen bouwen op dit nieuwe kennisfundament bij de bevolking. Het probleem is echter dat veel andere infectieziekten op dit moment over het hoofd worden gezien. En die mogen ook niet vergeten worden.
Over het algemeen zijn er twee kanten aan het terugdringen van zorggerelateerde infecties. In de eerste plaats is er de training van medisch personeel en in de tweede plaats de beschikbaarheid van slimmere medische hulpmiddelen. Dat laatste is een heel belangrijk aspect, dat vaak over het hoofd wordt gezien.
Als we bijvoorbeeld naar urineweginfecties (UWI's) kijken, zien we dat het ontwerp en de materialen van kathetersystemen in de afgelopen 30 jaar totaal zijn veranderd. Zorggerelateerde infecties in verband met UWI's komen daardoor veel minder voor nu. Hetzelfde geldt voor overdacht via het bloed. Twintig jaar geleden hadden we niet de veiligheidsproducten die we nu hebben. Die hebben tegenwoordig een zeer grote impact.
Als we daarentegen realistisch naar de gegevens over postoperatieve wondinfecties (SSI) kijken, moeten we toegeven dat de reductie niet significant is. Daar hebben we nog een hele weg te gaan. Ik voorzie dat infecties die verband houden met hulpmiddelen verder zullen dalen omdat medische hulpmiddelen steeds slimmer en beter worden. Om postoperatieve wondinfecties terug te dringen, zal de manier waarop we operaties uitvoeren echter drastisch moeten veranderen. De toename van endoscopische procedures helpt daarbij. Ik denk echter dat het een grote uitdaging zal blijven om postoperatieve wondinfecties significant te verminderen.
Ja dat klopt, of een verandering in SSI. Bij hartpatiënten die een pacemaker nodig hebben, is een invasieve procedure bijvoorbeeld nog steeds de norm. Het is een relatief kleine operatie, maar je moet nog steeds de huid openen, de spier voorbereiden en een vreemd voorwerp (de pacemaker) en een draad inbrengen. We zien nu echter steeds meer nieuwe technologieën waarbij de pacemaker transcutaan wordt geplaatst. Je gaat dan door de huid heen om een micropacemaker in het hart te implanteren. Dat is veel minder invasief, waardoor het infectierisico kleiner wordt.
De impact op zorggerelateerde infecties hangt dus af van de beschikbaarheid van dit type moderne technologie. Natuurlijk kunnen niet alle zorgcentra meteen overstappen op nieuwe technologieën en strategieën. Het zal een geleidelijk proces zijn. En we moeten ook niet vergeten dat niet alle patiënten geschikt zijn voor het gebruik van deze nieuwe technologieën.